Hebben we een complot van waarden nodig?
Na het lezen van Cees Zweistra's boek 'Waarheidszoekers', en een interview met een 'complotdenker' - die ik helaas niet kan opvoeren in het stuk - schreef ik dit essay - en eerste blogpost.
Ik ben benieuwd wat jullie vinden.
Luister ook zeker Simon van Teutem en Bas Heijne's podcast samen met Zweistra over complotdenken bij NRC!
Het complot weelt tierig dezer dagen. Je kunt geen krant openslaan, de blauwe vogel op je telefoon aanklikken, of een bij aanvang doodgewoon gesprek in een publiek park aangaan, of je kan in aanraking komen met een complot.
Raar is dat niet meteen. Als mensen proberen we tenslotte continue verhalen te construeren die samenhang geven aan de wereld om ons heen. Samenhang aan de informatie en ervaringen die we binnen krijgen. Zonder dit samenhangende kader, zonder oorzaak-en gevolg relaties tussen zaken en personen te kunnen ontwaren, zou ons brein in de meeste gevallen compleet vastlopen: psychologen zoals Daniel Kahneman tonen letterlijk deze ‘hang naar samenhang’ aan. Zonder dit samenhangende kader kunnen we geen aannames doen over de wereld. Er zou in dit geval geen structuur in zitten, bijvoorbeeld via een democratische rechtsorde. En als niets voor waar aangenomen kan worden, heeft niets samenhang of een logische orde, moeten we continu op ons hoede zijn, en wel twee keer nadenken voordat we met anderen samenwerken.
Toch lijkt er iets wezenlijks anders te zijn aan onze tijd. Daar waar de ‘complotten’ vroeger eerder collectief werden beleefd in de vormen van ideologische en religieuze verhalen, worden ze nu meer individueel beleefd. Daar waar ze vroeger gemiddeld langzamer, en van mond tot mond in een fysieke en gedeelde ruimte verspreid werden, gebeurt dat nu snel, vluchtig, van twitter naar Instagram naar Youtubeaccount: het complot kan ieder moment, aan de hand van de dan door algoritme geldende weersomstandigheden, veranderen. Het complot komt los te staan van een fysieke realiteit en reele gebeurtenissen.
Nog belangrijker: het complot is meer hiërarchisch geworden. Zij die in complotten geloven, of die er naar neigen, we krijgen er de kriebels van. Ze brengen de volksgezondheid in gevaar. Ze minachten onze instituties. Onze bestuurders. Neigen naar autoritarisme. Het complot is, net zoals het geloven in een God, steeds meer iets van de ander geworden. Wij, daarentegen, zijn rationeel, werken met cijfers. Wij kijken gewoon naar buiten, en zien geen God, laat staan een complot.
Dat kan allemaal waar zijn. Toch lijkt er een dieper liggende spanning over de grens tussen waarheid en fictie in onze tijd onder het huidige wappiedebat verscholen te liggen. Laat ik mezelf verduidelijken: wat is de grens tussen waarheid en fictie in een tijd waarin hetgeen we velen van ons eerst als complot en fictie zouden betitelen, kinderen die door een hardvochtig jeugdzorgsysteem in duizenden getale definitief bij hun ouders weg worden gehaald, het toeslagenschandaal met onnoemelijk leed tot gevolg, een coronapas, een vaccinatieplicht, (bijna) toch waarheid worden? Wat zegt het over de staat van onze instituties? De moraliteit van onze bestuurders? En wat zegt het over de mogelijkheden voor mensen om nog hun recht te halen in dit land? Kan dat nog, en zo niet, wat doet dat met hun behoefte toch te zoeken naar een alternatief samenhangend verhaal die de bestuurder (Hugo de Jonge!) of de rechter of instituties beticht van giftige en subservieve motieven? - wat gezien de effecten van het beleid niet meteen gek is.
Tot slot, wat voor vragen werpt dat op over het jaar 2022, waarin het immer onvoorspelbare coronavirus wellicht nog bij ons blijft, de brokstukken van onze rechtstaat nog gelijmd moeten worden, er een oorlog op de loer ligt, en vele crises nog eerste stappen naar hun oplossing moeten kennen? Wat voor omgang met de waarheid en het concept van het complot en denken over morele waarden vergt dat van ons? Om terug te komen op de eerdere vraag: Wat is een complot in wezen?
Een complot is in zekere zin een verhaal. Net zoals elk ander verhaal kan zij slachtoffers en daders kennen, argumenten en tegenargumenten, maar een ding hebben ze allebei gemeen: er zit vaak samenhang in. Een voorbeeld: We zouden het neoliberalisme ook als een verhaal kunnen zien: een verhaal gebaseerd op eigendom, meritocratie en ondernemerschap. De huidige ongelijkheden, de manier waarop onze samenleving is georganiseerd en macht is verdeeld, zijn volgens dit complot rechtvaardig omdat ze, zo stelt Thomas Piketty, voortkomen ‘uit een in vrijheid gekozen verloop van zaken waarin eenieder dezelfde kansen heeft om toegang tot de markt en tot eigendom te verkrijgen, en waarin iedereen als vanzelf mee profiteert van het groeiende kapitaal van de rijken, die ook het meest ondernemend zijn, het meest verdienstelijk, en het nuttigst voor de samenleving’.
Het kan ertoe leiden dat de Amerikaanse president, of hij dat nou bewust of onbewust doet, 140 keer de zin ‘you can make it if you try’ uitspreekt tijdens speeches en public statements. Succes wordt volgens dit verhaal iets wat iedereen zogenaamd kan bereiken, vanaf welk startpunt je ook aangesjeesd komt. En dit heeft, zoals een verhaal en elk complot kan, reële gevolgen voor hoe we naar de wereld kijken: Het ethos van de meritocratie leidt tenslotte tot een verwrongen beeld van concepten als vrijheid en rechtvaardigheid. Het leidt ertoe dat iedereen die geen succes heeft, impliciet wordt verteld dat ze dit aan zichzelf te danken hebben. Dat ze maar gewoon wat harder hun best hadden moeten doen. Het kan ertoe leiden dat we alle processen binnen onze samenleving naar het ‘evenbeeld van de markt vormgeven’: iedereen is vervolgens met elkaar in concurrentie.
Aan de andere kant, zoals Timothy Snyder stelt in zijn boek de Weg naar Onvrijheid, kunnen we het eeuwige slachtofferschapsdenken van een natie ook als een van die samenhagende verhalen zien: President Poetin, zegt hij, ‘kan zijn bevolking geen politiek met beleid bieden, dus biedt hen een politiek zonder beleid, biedt hen een ander soort verhaal, waarin de superieure natie eeuwig slachtoffer is van buitenlandse krachten.’ Er is een complot tegen de natie gaande. Dit pleit hem vrij van de verantwoordelijkheid om beleid te maken, van het instandhouden van een rechtsorde en vrije verkiezingen in zijn land: er is tenslotte een continue noodtoestand en waakzaamheid geboden. De vijand (het Westen) kan ieder moment komen. Laten we ons samen daar op focussen, is het idee.
Beide voorbeelden laten zien hoe verhalen met samenhang, en daarmee indirect complotten, ons allemaal dagelijks beïnvloeden, richting geven aan onze politiek, en aan onze instituties en de machtsverhoudingen daarbinnen: wie met het beste samenhangende verhaal komt, en dit verhaal het vaakst herhaald kan zien waardoor zij in geloofwaardigheid toeneemt, kan de ‘ideeenstrijd’ winnen. Kan formele alswel informele macht vergaren.
Hoe is een verhaal als die van de meritocratie echter gelijk te stellen aan iets als het complot dat er vergif in het coronavaccin zit, dat ons kabinet eigenlijk voor het World Economic Forum in de bankjes zit, en bestuurders en mensen rondom de jeugdzorg aan pedofilie doen? Dat is het niet. Maar het legt wel iets anders bloot, iets wat belangrijk is als we nadenken over de aantrekkingskracht van het complot: namelijk hoe (nieuwe) verhalen, aan de hand van mensen hun persoonlijke omstandigheden, aan kracht kunnen winnen. Zo zal een industriewerker van het Amerikaanse platteland wiens werk naar een ver oord is verdwenen en lokale ooit bruisende omgeving totaal verloedert, veel sterker de neiging hebben te geloven in het slachtofferschapsverhaal zoals ook gepresenteerd door Trump, dan die van de meritocratie: in die eerste zit, gegeven de informatie en ervaringen die hij of zij heeft, gewoon veel meer geloofwaardigheid. Iets als de meritocratie, waarin je wordt beloond voor hard werken, is iets wat hem of haar letterlijk is ontnomen toen hun baan, ondanks hard werken, verdween, zonder dat er iets voor terugkwam. Het is hierdoor compleet ongeloofwaardig. Het is complete fictie. Voor de succesvolle student of bankier, daarentegen, is het geen fictie. Hun ervaringen bevestigen het verhaal van die meritocratie, en mensen die andere tegenstrijdige verhalen te vertellen hebben, komen ze gemiddeld steeds minder tegen naarmate westerse samenlevingen economisch en geografisch steeds meer gesegregeerd raken. Ze leven beide in een compleet andere structuur, een compleet ander samenhangend kader, en betichten elkaar zo beide van complotdenkerij: de Ander ziet het dan niet goed. Onderwijl wordt er samen wordt in niets meer geloofd. Identiteiten, die aan de basis staan van ons gedrag en eigen geloofsstructuren, ‘overlappen’ niet meer, stelt politciologe Liliana Mason in haar boek Uncivil Agreement: wat rest is polarisatie, en waarheden die naast elkaar bestaan, laat staan botsen in fysieke omgevingen. De waarheid wordt dan iets wat we, zonder rekenschap af te leggen aan een fysieke realiteit, zo stelt Cees Zweistra, wat we zelf uit kunnen kiezen.
Toch, zouden we zeggen, het ‘zelftevreden landje’ dat we zijn: hier gaat het beter. Ook hier kennen we natuurlijk wel polarisatie. Ook hier gaat er erg veel mis, dat met de toeslagen, sjonge sjonge, dat is me iets. Maar hier lossen we problemen wel op. We zien de gevolgen van beleid, en we ‘fixen’ het en we gooien er geld tegenaan en uiteindelijk blijven we ‘gaaf’. En algehele complotdenkerij: ook dat zien we groeien, maar in een nuchter land als Nederland is dat toch altijd een kleine minderheid. Dat is het verhaal wat we onszelf, en vooral onze bestuurders, het meest lijken te vertellen. De vraag is dan echter of we niet te veel bezig zijn met het ‘wat’ van de situatie, de gevolgen, en niet met het ‘hoe’. Of we de problemen daadwerkelijk oplossen door er geld tegenaan te gooien, of dat een algehele cultuurverandering nodig is, met inzicht over de onderliggende waarden waarmee gehandeld wordt. Oftewel, hebben we genoeg inzicht in onszelf om het complot iets van de Ander te laten zijn, of moeten we eerst begrijpen wat ons eigen complot, en ons eigen (institutionele) verhaal als land is, voordat we te weten komen hoe we de schijnbaar neergaande trend van ons land tegen kunnen gaan?
In zijn Marathoninterview met VPRO zegt Mathieu Segers iets fascinerends, doch verdrietigs, wanneer hij vertelt over zijn tijd als rijkstrainee, waarin zijn oren termen als ‘oerwoudtantam’ uit de monden van hoge ambtenaren de revue horen passeren in de context van ‘frauderende’ mensen in de bijstand uit achterstandswijken. Hij zegt: ‘waar techniek en morele superioriteit samenkomen krijg je een gevaarlijke combinatie’.
Deze quote lijkt totaal uit het niets te komen, maar wat hij zegt heeft grote implicaties voor de mate waarin mensen in dit land, nu en in de toekomst, mede onder druk van toegenomen financiële als wel emotionele onzekerheid, ervoor kunnen kiezen andere samenhangende kaders en verhalen en ‘complotten’ te omarmen, als uitweg uit de chaos die de samenleving voor hen steeds meer representeert, als vorm van zingeving die het gebrek aan gemeenschap en debat over morele waarden vanuit samenleving en politiek creëert.
Aan de ene kant, legt Segers uit, heb je een techniek die ondoorgrondelijk is. Of dat nu cijfers, spreadsheets en modellen zijn wiens onderliggende realiteit en gebreken bestuurders vaak niet kennen - met desastreus beleid als gevolg - of algoritmen die vanuit zelflerende processen beslissingen maken wiens uitkomsten achteraf niet uit te leggen zijn aan burgers, laat staan de democratische legitimatie kennen die de handmatige uitvoering van wetten - door de mogelijkheid tot een meer op maat gesneden toepassing van de geschreven wet - veel sterker kent.
An sich is dit niet erg. Als er iets fout gaat, te midden van de ondoorgrondelijke techniek en continue veranderende cijfers, en als de desbetreffende bestuurders bescheiden zijn, is er altijd een mogelijkheid de fouten terug te draaien. Hierdoor kan het algoritme veranderd worden, of kan er voor gekozen worden andere meetmethoden te gebruiken, waardoor het beleid beter toegepast wordt op de wensen, menselijke waardigheid van burgers en de eisen van onze democratische rechtsorde - namelijk dat er procedurele rechtvaardigheid bestaat en beslissingen achteraf door rechters getoetst kunnen worden. Dit is super. Hierdoor wordt het vertrouwen van burgers in onze instituties tenslotte hersteld en misschien wel vergroot: ze hebben namelijk het gevoel dat er een samenhangend geheel in zit, een complot van rechtvaardigheid als het ware: de actoren binnen deze instituties worden verantwoordelijk gehouden voor hun fouten, en staan open voor verandering. Burger blij. Overheid blij. Fouten worden vroegtijdig hersteld.
Aan de andere kant heb je echter de morele superioriteit waar Segers over sprak. Dan wordt de situatie geheel anders. Segers herkent een bepaalde mate van superioriteit bij onze bestuurders: ze trekken zich weinig aan van kritiek, zowel als die vanuit de organisatie komt (Ook Segers heeft zijn mond open proberen te doen, maar werd verteld dat hij wel meer van dit kon verwachten) alswel uit de samenleving.
Niet alleen is deze morele superioriteit tot op zekere hoogte te verklaren - zo laat Robert Sapolsky in zijn boek Behave zien hoe organisaties met een meer scherpe hierarchische ordening, leden kennen die - net zoals we vroeger als apen deden - als vanzelf meer dominant en narcistisch gedrag ten opzichte van ‘inferieure’ (theoretisch minder onderlegde) gaan vertonen, in dit geval ambtenaren en uitvoerders. Binnen ministeries waar de meritocratie van theoretische kennis hoogtij viert, en de praktische kennis en kunde van uitvoerders en ambtenaren wordt ondergewaardeerd, is het dus misschien niet eens zo gek dat kritiek kaltgesteld wordt. Deze mensen zijn gewoon niet slim en ‘rationeel’ genoeg. Weten niet wat het beste is voor dit land, en dit ministerie, is dan het idee. De religie van praktische kennis: daar wordt impliciet op gespuugd.
Deze morele superioriteit is dan misschien wel te verklaren, maar vooral erg gevaarlijk. Zij kent tenslotte geen mea culpa. Geen herstellen van de fouten. Geen menselijke waardigheid voor slachtoffers. Geen toetsing van het beleid. Geen ‘complot’ van rechtvaardigheid, en daarmee geen zelfkennis, laat staan bescheidenheid.
Zij kent alleen het superieure gevoel dat ‘het land bestuurd moet worden’ en dat onze bestuurders dat het beste kunnen doen. Zij hebben de meeste kennis, snappen aan de hand van hun modellen wat het beste is voor het land: zie, het staat hier toch op papier? De kosten voor jeugdzorg worden toch beheerst en verminderd? De fraude via onze algoritmen (die we zelf niet begrijpen) aangepakt? De vaccinatieplicht is toch ‘logisch’?
Het punt is: De burger blijft dit keer echter achter. Niet met een hersteld rechtsgevoel, niet met een geloof in het complot van rechtvaardigheid die onze rechtsorde en instituties zouden moeten tekenen, nee, zij blijft achter met het idee dat de bestuurders expres hun fouten niet willen herstellen. Dat er misschien wel een malicieus complot achter hun pijn zit, achter hun verloren kind, achter de met duizenden euro’s aan terugvordering gestauwde blauwe brief, achter de uitsluiting van vele honderdduizenden Nederlanders op basis van enkel hun vaccinatie- en niet ook hun algehele gezondheidsstatus. - Dat zou toch de enige verklaring kunnen zijn voor het mentale geweld wat hen wordt aangedaan?
We zien het wellicht zo voor voor ons hoe ons eigen brein, na keer op keer nul op het rekest te krijgen nadat je voor de zoveelste keer probeerde uit te leggen dat je niet gefraudeerd hebt, of je kind onrechtmatig bent kwijtgeraakt, eveneens een verklaring voor dit alles zou proberen te zoeken? Hoe ons brein, in plaats van een complot en verhaal van rechtvaardigheid gestructureerd door onze democratische rechtsorde en werking van overheid, kiest voor een samenhangend verhaal van een onbetrouwbare, malicieuze overheid met van aan de World-Economic Forum touwtjes hangende bestuurders en politici?
Dit idee zou ons een dieper inzicht kunnen in de grens tussen waarheid en fictie in onze tijd, een inzicht in onze omgang met het concept van het complot, en scheept het ons op met de vraag of het woord complotdenker iets is wat enkel van de gekke Ander is, en niet iets is waar we allemaal onderhevig aan zijn: kunnen we oordelen over de ander als complotdenker, wanneer we steeds meer gescheiden fysieke en economische en digitale belevingswerelden zijn gaan kennen? Ligt hier niet een opdracht voor ons om die werelden bij elkaar te brengen, voor eerst we de mening van de ander bij voorbaat afschieten, en hiermee zelfs iets waardevols als tegenmacht binnen onze instituties potentieel teniet kunnen doen? Als we tenslotte zo getraind raken iedereen die de macht beticht van malicieuze motieven, terecht of onterecht te betichten van en wegzetten als complotdenker, wat betekent dit dan voor klokkenluiders, van politici tot uitvoerders tot burgers die weldegelijk iets aan de kaak proberen te stellen, zoals het toeslagenschandaal, zoals de problemen binnen de jeugdzorg, of het idee dat een vaccinatieplicht meer kwaad dan goed doet? Worden zij dan ook weggezet als complotdenkers, en nemen we dan het risico, zoals Kees van den Bosch stelt in zijn boek Waarom mensen radicaliseren?, dat ze onder invloed van de door hun continue waargenomen onrechtvaardigheid, stapje voor stapje daadwerkelijk radicaliseren en op zoek gaan naar andere verhalen die verklaren waarom er niet naar hen geluisterd wordt, waarom zij niet serieus genomen worden?
En dit geld natuurlijk evengoed voor deugdelijke politici en bestuurders, wiens motieven bij voorbaat in twijfel worden getrokken binnen een algehele sfeer die het complot en daarmee het malicieuze motief als iets van de ander maakt, en niet van ook van ons zelf. Een zelf die steeds minder gedeelde en doorleefde verhalen meer kent, maar enkel onze eigen individuele en wispelturige: of dat nu een van slachtofferschap van de natie is of van een meritocratisch succes.
Waar ligt de grens tussen waarheid en fictie in dit geval, in het geval van gescheiden werelden en gesloten instituties? En wat voor omgang met de waarheid vergt dit van ons als samenleving, met alle uitdagingen waar we voor staan? Ik weet het zelf ook niet zeker. Wat ik wel vermoed is dit: misschien zouden wij, en vooral onze bestuurders, een meer bescheiden omgang met de waarheid moeten omarmen. We zouden ons niet inferieur moeten wanen, en niet, zoals Segers ook stelde, een land moeten zijn die maar al te tevreden met onszelf lijkt te zijn. Die gelooft dat alles wel pluis zit. We zouden moeten begrijpen dat echte complotdenkers heus bestaan, hen die uit een recalcitrant narcisme zich hun eigen individuele waarheid toeeigenen, en de rest van de samenleving daarmee vermoeien, soms zelfs schade berokkend. Maar dat er ook mensen bestaan en een groeiende onderstroom wiens geloof in onze democratische rechtsorde en overheid wellicht al aan een zijden draadje hangt; voor wie, indien ze verder willen leven, of troost willen vinden in hun situatie wanneer ze economisch of mentaal beschadigd achtergelaten worden door onze instituties, in een malicieus complot geloven geen optie is, maar een noodzaak. Anders zou al het verlies en onzekerheid voor niets zijn geweest. Zou het nooit geen nut hebben gehad. Het geloven in een ander verhaal geeft op z’n minst nog mogelijkheden tot engagement (verzet!) of tot verzoening met het idee dat vertrouwen in de overheid niet rationeel is (zie wat toeslagenouder Deriya zei in de docu ‘Alleen tegen de Staat’)
Wat ik wel weet is dit: Het betekent dat we morele superioriteit en techniek nooit meer samen mogen laten gaan, waarin we algoritmen te vaak op basis van aannames laten werken die we zelf niet begrijpen, waardoor überhaupt het concept van het complot teniet wordt gedaan: er is niemand die handelt. Enkel het algoritme. Met des te reële gevolgen.
Het betekent dat we vooral het concept van ‘luisteren’ weer in onze instituties moeten inbakken: zonder feedback overleeft geen enkel systeem. Zonder vertrouwen ook niet.
We hebben daarom een complot van waarden nodig, waarin overheidsbeleid een morele inkadering krijgt waar iedereen een vorm van erkenning en samenhang in kan vinden, als tegenwicht tegen het complot van de onzekerheid, waarin cijfers en jojobeleid en ‘rancunepolitiek’ zullen heersen.